Uitspraak
15.7431 ZVW
1 oktober 2015, 15/2662 (aangevallen uitspraak)
CAK
OVERWEGINGEN
.Daarom is zij vanaf september 2011 een bestuursrechtelijke premie van € 148,95 per maand verschuldigd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M.G. Hulsman, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het CAK, dat haar een bestuursrechtelijke premie had opgelegd vanwege haar status als wanbetaler. De Raad heeft vastgesteld dat de broninhouding van de premie met terugwerkende kracht was beëindigd, omdat de zorgverzekeraar appellante per 1 januari 2015 had afgemeld als wanbetaler. Hierdoor was de vraag of appellante voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak aan de orde.
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat voor het aannemen van procesbelang niet alleen een formeel of principieel belang voldoende is, maar dat het resultaat dat de indiener nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt. Appellante stelde dat zij een uitspraak wenste die bevestigde dat de overheid zich eerst op de hoogte moet stellen van de persoonlijke situatie van de betrokkenen voordat broninhouding kan plaatsvinden. De Raad oordeelde echter dat dit geen procesbelang opleverde, aangezien de broninhouding al was beëindigd en er geen verdere gevolgen voor appellante waren.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen voldoende procesbelang had. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter, en de leden D.S. de Vries en N.R. Docter, in aanwezigheid van griffier R.P.W. Jongbloed. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.