ECLI:NL:CRVB:2018:923
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J. Kraan
- J.J.A. Kooijman
- H. Lagas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake ontslag wegens plichtsverzuim
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 3 december 2015. Verzoeker, die als ambtenaar werkzaam was bij de provincie Groningen, had verzocht om herziening van de uitspraak die zijn ontslag wegens plichtsverzuim bevestigde. De verzoeker stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, waaronder een brief van het college waarin hem zou zijn voorgehouden dat hij aanspraak zou houden op een WW-uitkering, en een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland die de onrechtmatigheid van het onderzoek door een particuliere onderzoekster bevestigde.
De Raad oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden vormden die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad concludeerde dat de brief van 10 september 2010, waar verzoeker zich op beriep, redelijkerwijs bekend kon zijn bij verzoeker en daarom niet tot herziening kon leiden. De andere aangevoerde feiten, hoewel nieuw, waren niet relevant voor de beoordeling van de zaak, die zich richtte op de vraag of verzoeker in de veronderstelling was gebracht dat hij recht had op een WW-uitkering. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van dwaling en dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.