Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juni 2016 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
- eiseres heeft aangegeven dat tijdens haar startgesprekken in 2013 met [naam commissaris kort] over haar tewerkstelling bij de directie Operatiën en ook daarna niet aan de orde is gekomen dat zij (betaalde) nevenactiviteiten uitvoert, maar dat dit wel het geval is;
- eiseres toestemming heeft gevraagd en gekregen voor nevenactiviteiten, zijnde opleidingsactiviteiten;
- eiseres tijdens het telefonisch onderhoud op 11 april 2014 de op 4 april 2014 gedane uitlatingen inzake het ontbreken van zakelijke betrokkenheid bij het recherchebureau heeft genuanceerd en heeft aangegeven dat zij toch een bepaalde betrokkenheid bij concreet rechercheonderzoek, uitgevoerd door dit bureau, heeft;
- eiseres een zakelijke relatie heeft met het recherchebureau;
- eiseres “ergens” in januari 2014 betrokken is geweest bij een uitvoerend fraudeonderzoek, dat de verkeerde kant op bleek te gaan, onder meer in die zin dat er sprake bleek te zijn van de aanwezigheid van wapens. Eiseres heeft destijds [naam commissaris kort] daarover niet geïnformeerd, maar heeft wel besloten dat zij verder niet bij het onderzoek betrokken wilde zijn;
- [naam commissaris kort] nu de feiten uitgezocht wil hebben en dat hij nu eerst een verkennend gesprek wil met een deskundige van de Afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK).
- nalaten melding van nevenwerkzaamheden te doen;
- verrichten van concurrerende en/of onverenigbare nevenactiviteiten zonder uitdrukkelijke toestemming;
- als ambtenaar niet naar waarheid verklaren op vragen van haar leidinggevende.
31 juli 2014 (zie onder 2.6). In het bezwaarschrift, onder 11, heeft eiseres ook vermeld dat zij niet de waarheid heeft verteld toen haar werd gevraagd naar het al dan niet betrokken zijn bij het onderzoek door de provincie Drenthe. Ook in beroep heeft eiseres erkend dat zij onvolledig heeft verklaard op 4 april 2014 en dat het op die datum gehouden gesprek niet is verlopen zoals het had moeten lopen.
“het verzorgen van cursus c.q. overdragen van kennis op het gebied van een training voor interne zaken”en naar het tijdsbeslag, te weten ten hoogste 20 dagen per jaar. Uit de vragen die de directeur van het LECD haar naar aanleiding van die melding bij brief van 8 mei 2012 heeft voorgelegd, heeft eiseres kunnen en ook moeten afleiden dat een melding van nevenactiviteiten zorgvuldig en kritisch wordt beoordeeld door verweerder, mede in die zin dat verweerder specifiek de opgegeven nevenwerkzaamheden in relatie tot de uitgeoefende functie beoordeelt. In de brief van 25 juni 2012 is de directeur van het LECD akkoord gegaan met het verzoek tot het uitvoeren van de nevenactiviteiten, echter onder in die brief gestelde specifieke voorwaarden. Zo staat in de brief onder meer het volgende:
“Mede vanwege het feit dat u naast uw activiteiten voor de Politieacademie/LECD ook als privé-persoon vergelijkbare activiteiten uitvoert, is er verwarring in het werkveld over uw rol in dat politieonderwijs en namens wie u dat uitvoert. Om aan die onduidelijkheid een einde te maken, verzoek ik u een brief te schrijven aan uw klanten, dat u de nevenactiviteiten waarvoor u toestemming hebt gevraagd uitsluitend aanbiedt via uw privébedrijf en dat deze training geen enkele connectie heeft met de Politieacademie.Ten behoeve van acquisitie, ontwikkeling en uitvoering van de werkzaamheden gelieerd aan uw privébedrijf mag u op geen enkele wijze gebruik maken van informatie en of data verkregen vanuit uw werkzaamheden binnen de Politieacademie/LECD of de politie in het algemeen. U mag dus voor de uitvoering van uw nevenwerkzaamheden ook geen eigendommen, lesmaterialen of soortgelijke middelen die eigendom zijn van de Politieacademie gebruiken.(….)
3 oktober 2013 van [naam voorzitter] (hierna: [naam kort] ) van de politie Fryslân kan niet tot de door eiseres voorgestane conclusie leiden. In voormelde mail staat weliswaar dat eiseres niet executief is, maar uit de tekst kan niet worden afgeleid dat dat een conclusie op basis van onderzoek door de korpschef betreft. Veeleer lijkt [naam kort] daarbij te zijn uitgegaan van hetgeen de directeur van het recherchebureau - en tevens de partner van eiseres - in een
e-mail van 2 oktober 2013 aan [naam kort] heeft meegedeeld, namelijk dat
“Mijn collega onderzoeker [naam onderzoeker] ”sinds 2002 werkzaam is als beleidsadviseur bij de politie binnen verschillende afdelingen en
“dus geen executieve status meer”heeft.