Uitspraak
16.3285 WWB
OVERWEGINGEN
BESLISSING
het bedrag van de boete vast op € 5.466,67 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de
plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 17 maart 2015;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand aan appellanten op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en de oplegging van een bestuurlijke boete. Appellanten ontvingen vanaf 5 april 2013 bijstand, maar er ontstond onduidelijkheid over hun financiële situatie na een storting van € 20.000,- op hun rekening. Het college van burgemeester en wethouders van Heemstede heeft de bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat appellanten niet de gevraagde bankafschriften en bewijsstukken hebben overgelegd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten zich gekeerd tegen de intrekking van de bijstand en de opgelegde boete. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen bewijs te leveren van de ontvangst van het bedrag van € 10.000,- en andere bankafschriften niet te overleggen. De Raad heeft het hoger beroep voor een deel niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft de hoogte van de boete verlaagd van € 10.608,77 naar € 5.466,67, omdat de Raad van oordeel was dat de boete niet in verhouding stond tot de overtreding. De Raad heeft het college ook veroordeeld in de kosten van appellanten in beroep en hoger beroep.