ECLI:NL:CRVB:2018:90
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Eindafrekening bestuursrechtelijke premie en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de eindafrekening van een bestuursrechtelijke premie die appellant, het CAK, heeft opgelegd aan betrokkene, die als wanbetaler was aangemeld door zijn zorgverzekeraar Menzis. Betrokkene was vanaf juli 2010 tot mei 2012 bestuursrechtelijke premie verschuldigd, maar na een afmelding als wanbetaler per 1 december 2012, heeft hij geen premie meer verschuldigd. Appellant heeft echter een bedrag van € 408,24 dat na deze afmelding is ontvangen, ten onrechte als betaalde premie bij de eindafrekening betrokken. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van appellant gegrond verklaard en het besluit vernietigd, waarbij werd gesteld dat de eindafrekening per datum van afmelding moet worden opgemaakt.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de eindafrekening correct is opgemaakt en dat betalingen na de afmelding wel degelijk in aanmerking genomen moeten worden. Betrokkene heeft hiertegenin gebracht dat deze werkwijze leidt tot ongelijke behandeling van afgemelde verzekeringsnemers. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de betalingen na de afmelding niet als betaalde bestuursrechtelijke premie mogen worden aangemerkt en dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Het verzoek van betrokkene om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente is afgewezen, omdat het niet mogelijk is om de schade te begroten. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en legt een griffierecht op aan appellant.