Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak en;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Zorginstituut Nederland, dat de rechtsopvolger is van het College voor zorgverzekeringen (Cvz). Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 5 december 2013, waarin het Zorginstituut hem meedeelde dat hij nog een bedrag van € 647,95 verschuldigd was. Na een herberekening op 17 april 2014, werd dit bedrag vastgesteld op € 1.313,27, waarbij appellant nog € 441,73 moest betalen. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep tegen de brief van 18 april 2014 niet-ontvankelijk, maar verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigde dit besluit, terwijl de rechtsgevolgen in stand werden gelaten. Appellant heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding wegens de trage besluitvorming van het Zorginstituut.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft appellant aangegeven dat hij het oordeel van de rechtbank over het verschuldigde bedrag van € 441,73 niet langer betwist. Het Zorginstituut heeft toegezegd een bedrag van € 45,- aan griffierecht te vergoeden. De Raad heeft overwogen dat er geen onrechtmatigheid is vastgesteld, waardoor er geen grond is voor toewijzing van het verzoek om schadevergoeding. Tevens is vastgesteld dat de procedure niet langer dan vier jaar heeft geduurd, waardoor er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen, de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier, op 4 mei 2016.