ECLI:NL:CRVB:2018:875
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 2004 ingeschreven stond op een uitkeringsadres, ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van anonieme meldingen dat hij niet op het uitkeringsadres woonde en via Marktplaats handel dreef, heeft het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 december 2014 niet op het uitkeringsadres woonde en dat hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad oordeelde dat de appellant niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden beschouwd, omdat hij samenwoonde met zijn vriendin, wat leidde tot de conclusie dat hij niet recht had op bijstand naar de norm voor een alleenstaande. De Raad bevestigde de besluiten van het dagelijks bestuur om de bijstand in te trekken en de kosten van bijstand terug te vorderen, en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor het recht op bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van de appellant af.