ECLI:NL:CRVB:2018:862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek inzake WW-uitkering en terugvordering door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2018 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 8 februari 2017. Verzoeker had het verzoek ingediend omdat hij meende dat hij niet op de hoogte was gebracht van de mogelijkheid om in hetzelfde boekjaar het ontvangen bedrag netto terug te betalen in plaats van bruto. Hij voegde een ondernemingsplan uit 2011 bij zijn verzoek, maar de Raad oordeelde dat hij geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet eerder bekend waren. De Raad bevestigde dat de eerdere uitspraak onherroepelijk was en dat het herzieningsverzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen, omdat het niet mogelijk was om een hernieuwde discussie over de zaak te voeren. De Raad wees erop dat verzoeker geen bewijs had geleverd dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat dit aanleiding had moeten geven voor een heroverweging van de eerdere uitspraak. De uitspraak van de Raad van 8 februari 2017, waarin werd geoordeeld dat het Uwv terecht het brutobedrag aan onverschuldigd betaalde uitkering had teruggevorderd, bleef daarmee in stand.