Uitspraak
OVERWEGINGEN
WW-uitkering met ingang van 5 september 2011 beëindigd omdat hij volledig werkzaam is als zelfstandige.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een voorschot op de WW-uitkering van appellant, die als zelfstandige werkzaam was. Appellant was sinds 27 januari 2011 in aanmerking voor een WW-uitkering en had toestemming gekregen om met behoud van uitkering werkzaamheden als zelfstandige te verrichten. Het UWV had hem geïnformeerd dat 70% van zijn inkomsten in mindering zou worden gebracht op de uitkering. Echter, na een controle in 2014 concludeerde het UWV dat appellant te veel voorschot had ontvangen, omdat hij in feite geen recht had op de uitkering vanwege zijn zelfstandige inkomsten. Het UWV vorderde een bedrag van € 16.145,97 bruto terug van appellant.
Appellant ging in beroep tegen de beslissing van het UWV, maar de rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde zijn beroep ongegrond. Appellant stelde dat hij onvoldoende was geïnformeerd over de terugbetaling van het brutobedrag. In hoger beroep herhaalde hij deze stelling, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de argumenten van appellant voldoende had behandeld en dat er geen aanwijzingen waren dat de werkcoach van appellant op de hoogte was van zijn inkomsten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het UWV terecht tot terugvordering was overgegaan, zonder dat er sprake was van een schending van het vertrouwensbeginsel.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.