ECLI:NL:CRVB:2018:823

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
14/1758 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 9 november 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.S.P. Wagemaker, op 14 december 2017 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van schade. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, begroot op € 1.002,- in beroep en € 1.252,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de gemaakte kosten voor medische rapporten van H.M.Th. Offermans en dr. D. Cohen voor vergoeding in aanmerking komen, maar de vordering tot schadevergoeding is afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De Raad heeft appellante geadviseerd om voor vergoeding van het betaalde griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv te wenden. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2018.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 maart 2018
14/1758 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:73a, 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 februari 2014, 13/9117 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A. van der Plas hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 9 november 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 14 december 2017 heeft mr. F.S.P. Wagemaker, opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van schade.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Op 1 juli 2013 is de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb.2013, 50) in werking getreden. Op grond van het overgangsrecht blijft op deze zaak het recht van toepassing zoals dat gold vóór 1 juli 2013. Ingevolge artikel 8:73a (oud) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 9 november 2017 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 1.002,- in beroep en € 1.252,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor een vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar bestaat geen grond, omdat appellante destijds zelf bezwaar heeft gemaakt.
Het verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten van in totaal € 3.617,91 in verband met de door de gemachtigde van appellante overgelegde rapporten van H.M.Th. Offermans, verzekeringsarts, en dr. D. Cohen, psychiater, komt voor toewijzing in aanmerking.
Volgens vaste rechtspraak moet voor de beantwoording van de vraag of er voldoende aanleiding bestaat om schadevergoeding toe te kennen, zoveel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met een onrechtmatig besluit en komen voorts alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking, die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2011:BR0611).
De gemachtigde van appellante heeft de vordering tot vergoeding van schade niet nader onderbouwd, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 5.872,41;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2018.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) N.L. Kuipers

TM