ECLI:NL:CRVB:2018:823
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 9 november 2017 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.S.P. Wagemaker, op 14 december 2017 het hoger beroep heeft ingetrokken. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van schade. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot schadevergoeding indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, begroot op € 1.002,- in beroep en € 1.252,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de gemaakte kosten voor medische rapporten van H.M.Th. Offermans en dr. D. Cohen voor vergoeding in aanmerking komen, maar de vordering tot schadevergoeding is afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De Raad heeft appellante geadviseerd om voor vergoeding van het betaalde griffierecht zich rechtstreeks tot het Uwv te wenden. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 maart 2018.