Uitspraak
16.6867 PW
OVERWEGINGEN
.Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat artikel 22a, eerste lid, van de PW dwingend voorschrijft op welke wijze de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt verlaagd indien een belanghebbende een of meer kostendelers heeft. De tekst van dit wetsartikel biedt het college geen beleidsvrijheid. De Memorie van Toelichting biedt daarvoor ook geen aanknopingspunt. Daarin is onder meer opgenomen dat de bijstandsnorm per persoon lager zal worden naar mate meer personen in de woning aanwezig zijn en zij ook met meer personen de kosten kunnen delen. Hierbij wordt gekeken naar alle meerderjarige personen in de woning. De aard van het inkomen van elk van de afzonderlijke inwonenden speelt hierbij geen rol. Elke extra persoon in de woning betekent een lagere individuele bijstandsnorm. Nu het college gehouden is voornoemd kader toe te passen en geen ruimte heeft om te onderscheiden belangen af te wegen, kan het betoog van appellante dat zij door de toepassing van de kostendelersnorm in de financiële problemen zal geraken, hoe invoelbaar ook, niet leiden tot het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm. Dit geldt ook voor haar stelling dat haar dochter onvoldoende inkomsten heeft om een bijdrage te leveren aan het huishoudinkomen. Aan de mogelijkheid dat de kosten in voorkomend geval in de praktijk niet gedeeld worden, heeft de wetgever geen consequenties verbonden. Omdat appellante met haar WAO-uitkering een inkomen heeft dat de op haar van toepassing zijnde bijstandsnorm overschrijdt, heeft het college de bijstand terecht met ingang van [datum in] 2015 ingetrokken (lees: beëindigd).