ECLI:NL:CRVB:2018:791
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag AOW-pensioen wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1942, herhaaldelijk een aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). De eerste aanvraag werd op 3 oktober 2011 afgewezen omdat de Svb onvoldoende informatie had om het recht op pensioen vast te stellen. Appellant heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen deze afwijzing. Op 5 juli 2012 diende hij een tweede aanvraag in, maar deze werd ook afgewezen op 28 september 2012, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing op 31 oktober 2013.
Op 20 april 2015 diende appellant opnieuw een aanvraag in, die op 22 juni 2015 werd afgewezen om dezelfde redenen. Appellant stelde dat hij in Nederland legaal had gewerkt en overhandigde bewijsstukken, maar de Svb concludeerde dat deze documenten niet nieuw waren en dat er geen reden was om van eerdere besluiten terug te komen. De rechtbank bevestigde de afwijzing van de Svb, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de aanvraag van 20 april 2015 een herhaling was van eerdere aanvragen en dat de Svb terecht had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De Raad concludeerde dat de rechtbank de eerdere besluiten terecht had bevestigd en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 maart 2018.