ECLI:NL:CRVB:2018:790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Wajong-aanvraag na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, geboren in 1990, had op 27 februari 2013 een Wajong-aanvraag ingediend, die door het Uwv op 22 mei 2013 werd afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een eerdere uitspraak van de rechtbank, diende appellante op 29 december 2014 opnieuw een Wajong-aanvraag in, ditmaal wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. Het Uwv wees deze aanvraag af, met als argument dat appellante ondanks haar beperkingen in staat werd geacht om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen.
De rechtbank bevestigde de afwijzing van het Uwv, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar huidaandoening was verergerd en dat er geen sprake was van een medisch stabiele situatie. De Raad oordeelde dat de beoordeling van de aanvraag op basis van de Wajong 2010 diende te gebeuren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. De Raad concludeerde dat appellante op de datum van haar aanvraag niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op de datum van de aanvraag cruciaal is en dat de prognose van de verzekeringsarts, gebaseerd op medische inzichten, leidend is. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een deskundige, aangezien er voldoende medische informatie beschikbaar was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 februari 2018, waarbij de Raad de eerdere beslissing bevestigde en geen veroordeling in proceskosten oplegde.