Uitspraak
16.5116 WWB
OVERWEGINGEN
.002,- in beroep en op € 1.002,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand en € 30,- voor reiskosten, in totaal € 2.034,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding door appellante, die van mening is dat zij schade heeft geleden door de trage besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. Het college had bij besluit van 27 juni 2013 de bijstand van appellante ingetrokken en met ingang van 1 februari 2013 beëindigd. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat haar verzoek om schadevergoeding over de periode van 6 juli 2013 tot 1 oktober 2013 buiten de omvang van het geding valt. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het verzoek om schadevergoeding niet in het kader van de intrekkingsprocedure kan worden beoordeeld, maar in het kader van de aanvraag om bijstand van 6 juli 2013.
Daarnaast heeft de Raad zich gebogen over de berekening van de wettelijke rente die het college aan appellante verschuldigd is. De Raad heeft vastgesteld dat het college de wettelijke rente onjuist heeft berekend en heeft de wettelijke rente vastgesteld op een totaalbedrag van € 134,23. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de schade van appellante al was vergoed door de te veel betaalde wettelijke rente. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 2.034,-. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van appellante is gegrond verklaard.