ECLI:NL:CRVB:2016:4191
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wettelijke rente bij ten onrechte ingehouden bijstand ter aflossing van een vordering is de eerste dag van de maand volgend op tijdvak dat ziet op periodieke betaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen een appellant en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over de terugvordering van bijstandsuitkeringen. Het college had de bijstand van de appellant herzien en een bedrag van fl. 31.056,88 teruggevorderd, wat leidde tot maandelijkse inhoudingen op de bijstandsuitkering van de appellant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
De Centrale Raad heeft in zijn tussenuitspraak van 21 juli 2015 overwogen dat het bezwaar van de appellant tegen het besluit van 25 december 2000 ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft het college opgedragen om een inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van de appellant en daarbij rekening te houden met de verjaring van de vordering. In de uitspraak van 1 november 2016 heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft het bestreden besluit en een nader besluit van het college vernietigd wegens strijd met de wet.
De Raad heeft vastgesteld dat het college bij de berekening van de nabetaling en de wettelijke rente een onjuist bedrag had gehanteerd. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen over de hoogte van de te vergoeden wettelijke rente, waarbij de wettelijke rente gaat lopen op de eerste dag van de maand volgend op het tijdvak waarop de periodieke betaling betrekking heeft. De Raad heeft het college ook veroordeeld in de kosten van de appellant en het griffierecht vergoed.