Uitspraak
16.2291 WIA
mr. L.J.M.M. de Poel.
OVERWEGINGEN
1 augustus 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante geen recht heeft op een WIA‑uitkering, omdat zij geschikt wordt geacht voor de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies waardoor zij op 23 juni 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft het Uwv bij brieven van 17 september 2014 en 19 september 2014 bericht dat het voornemen bestaat om het besluit van 1 augustus 2014 te herzien in die zin dat appellante geen recht heeft op een WIA‑uitkering omdat de wachttijd van 104 weken niet is voltooid.
18 september 2012 geschikt is geacht voor onder meer de functie inpakker (handmatig) met SBC-code 111190. Schaap heeft vervolgens beoordeeld of appellante in de periode tussen
18 september 2012 en 23 juni 2014 ongewijzigd geschikt is gebleven voor ten minste een van de voor de WIA-beoordeling in 2011 geselecteerde functies. Zij heeft vastgesteld dat een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 juli 2014 is opgesteld ten behoeve van de WIA‑beoordeling en als haar opvatting gegeven dat die FML past bij de complete en adequate medische beoordeling van 25 juli 2014. Vervolgens is, zo blijkt uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 31 juli 2014, de functie van inpakker (handmatig) met SBC-code 111190 nog immer geschikt voor appellante. Daaruit volgt volgens Schaap dat terecht is aangenomen dat appellante ook na 18 september 2012 geschikt was voor ten minste een van de eerder geselecteerde functies. De Raad kan zich vinden in deze gemotiveerde conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.006,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 169,- vergoedt.
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2018.