Uitspraak
16.3088 WIA
A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
22 januari 2013 heeft zij zich wegens lichamelijke klachten ziek gemeld. Zij ontving toen een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 5 januari 2015 heeft appellante een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Bij besluit van 11 maart 2015 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante per 20 januari 2015 geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan omdat zij met ingang van 20 januari 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 31 juli 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
31 december 2015, nadat het onderzoek ter zitting van 20 november 2015 was geschorst, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het motiveringsgebrek hersteld. In deze rapporten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beschreven dat appellante vanwege incontinentieklachten, die het gevolg zijn van een tweetal operaties, dagelijks handmatig of met behulp van een spoelsysteem haar darmen moet legen. Dit kost haar veel tijd, maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de genoemde rapporten gemotiveerd uiteengezet dat hiervoor geen urenbeperking opgenomen moet worden in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Hij heeft de werking van het spoelsysteem beschreven, vermeld dat de procedure maximaal een uur duurt en vaak veel korter, en dat er geen noodzaak is om deze handeling tijdens werktijd te verrichten. De rechtbank heeft hiermee voldoende aannemelijk geacht dat een urenbeperking niet geïndiceerd is. Met de klachten van appellante die veroorzaakt worden door COPD is volgens de rechtbank in voldoende mate rekening gehouden doordat er functies zijn geselecteerd die worden vervuld in een voor de longen prikkelarme omgeving zonder temperatuurverschillen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest. Appellante heeft geen stukken overgelegd op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de juistheid van de beoordeling van het Uwv.
20 januari 2015 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt. Partijen zijn met name verdeeld over het antwoord op de vraag of de tijd die het appellante dagelijks kost om haar darmen te legen aanleiding is voor een urenbeperking.
31 december 2015 volgt dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid als gevolg van haar darmproblematiek. Een verzekeringsarts heeft appellante tijdens het spreekuur van 5 februari 2015 gezien en heeft zelf onderzoek verricht naar haar psychische en lichamelijke beperkingen. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 5 februari 2015 vermeld dat appellante buikklachten heeft overgehouden na een operatie en dat zij aangewezen is op werk waar een toilet in de buurt is, waar zij zo nodig veelvuldig gebruik van kan maken. Het werk mag, vanwege de longklachten, fysiek niet zwaar zijn. Ook zijn beperkingen opgenomen in de FML voor voortdurende deadlines of veel conflicthantering. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarna appellante onderzocht, dossierstudie verricht en de verkregen informatie bestudeerd. Hij heeft grond gezien om af te wijken van de visie van de primaire arts. Er zijn meer beperkingen opgenomen vanwege de COPD. Exacerbaties van de luchtwegen moeten worden voorkomen. Eveneens is beoordeeld of een urenbeperking aan de orde zou zijn. De beroepsgrond van appellante dat het Uwv geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan, slaagt niet.
BESLISSING
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2018.