ECLI:NL:CRVB:2018:607
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een persoonsgebonden budget voor één jaar met jaarlijkse evaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een persoonsgebonden budget (pgb) had aangevraagd, was het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht om het pgb voor slechts één jaar toe te kennen. Het college had toegelicht dat het jaarlijks de gezinssituatie van de appellant wilde evalueren om te bepalen of er meer of minder zorg verleend kon worden. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college voldoende had gemotiveerd waarom het pgb voor één jaar was verstrekt in plaats van vijf jaar. De medische situatie van de appellant was niet doorslaggevend, aangezien de gezinssituatie ook een belangrijke rol speelde. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de uitspraak. Appellant had niet met medische stukken onderbouwd dat het jaarlijks aanvragen van het pgb te belastend voor hem zou zijn, en zijn vrees voor een lagere toekenning in de toekomst werd niet als terecht beschouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.