ECLI:NL:CRVB:2018:598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake compensatie-uren in het kader van de Levensloopregeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2018 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 6 oktober 2016. Verzoeker had verzocht om herziening van de uitspraak, omdat hij meende dat de Raad zijn verzoek ten onrechte had getoetst aan de bepalingen van de Levensloopregeling rijkspersoneel, in plaats van aan de Verlofspaarregeling rijkspersoneel. De staatssecretaris van Financiën had het verzoek van verzoeker om de waarde van 847 compensatie-uren aan zijn levenslooptegoed toe te voegen, afgewezen. Deze afwijzing was eerder bevestigd door de rechtbank Den Haag.
De Raad oordeelde dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid had aangevoerd die aanleiding gaf tot herziening van de eerdere uitspraak. Verzoeker poogde met zijn argumenten een discussie te voeren over de juistheid van de eerdere uitspraak, maar volgens vaste rechtspraak is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld voor dergelijke discussies. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de beslissing werd in het openbaar uitgesproken.