ECLI:NL:CRVB:2018:584
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen. Appellant, geboren in 1985, had zich in 2011 ziek gemeld en verzocht om ondersteuning op grond van de Wajong 2010, waarbij hij aangaf te lijden aan het syndroom van Kallmann. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat hij in staat was om meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. De rechtbank Noord-Holland had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn beoordeling de medische grondslag van het besluit van het Uwv onderzocht. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant niet overschat was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom appellant niet als volledig arbeidsongeschikt kon worden aangemerkt. De Raad volgde de conclusie van de arbeidsdeskundige dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om de geselecteerde functies te vervullen.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, waarbij het verzoek van appellant om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.