ECLI:NL:CRVB:2018:570
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 na medisch advies van de GGD
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de aanvragen van appellanten voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) zijn afgewezen. Appellant en appellante, beiden met diverse medische aandoeningen, hebben bij het college van burgemeester en wethouders van Stein verzocht om aanpassingen aan hun woning en hulp bij het huishouden. Het college heeft de GGD Zuid-Limburg om advies gevraagd, waarop de GGD concludeerde dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorzieningen. De aanvragen zijn vervolgens door het college afgewezen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt, maar het college heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand gelaten. In hoger beroep hebben appellanten hun onvrede geuit over de afwijzing van hun aanvragen en verzocht om een onafhankelijk medisch deskundige. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek van de GGD zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de adviezen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake was van geestelijk letsel als gevolg van de afwijzing van de voorzieningen.