ECLI:NL:CRVB:2018:549
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand op basis van hoofdverblijf en bewijsvoering
In deze zaak gaat het om de herziening van de bijstandsverlening aan appellant, die bijstand ontving van 22 oktober 2013 tot 1 november 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstand herzien over de periode van 25 mei 2015 tot en met 31 oktober 2015, omdat uit onderzoek zou zijn gebleken dat appellant niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Dit besluit is gebaseerd op camerabeelden en verklaringen van getuigen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de beschikbare gegevens niet voldoende zijn om deze conclusie te rechtvaardigen. De Raad stelt vast dat de verklaringen van de getuigen niet de waarde hebben die het college eraan heeft toegekend en dat het college geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat appellant recht houdt op bijstand over de betreffende periode. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 3.006,- bedragen.