ECLI:NL:CRVB:2018:540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en intrekking van de AIO-aanvulling en verblijfsrecht van de partner van een Hongaarse burger
In deze zaak gaat het om de beëindiging en intrekking van de AIO-aanvulling van een Hongaarse appellante, die samenwoonde met een man die een AOW-pensioen ontving. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld dat het verblijfsrecht van appellante per 17 september 2014 is geëindigd, omdat zij een beroep heeft gedaan op algemene middelen. De Svb heeft de AIO-aanvulling van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat zij niet langer beschikte over een geldige verblijfsstatus. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb handhaafde haar besluit. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de Svb terecht heeft gehandeld door de AIO-aanvulling in te trekken, aangezien appellante niet met een Nederlander kon worden gelijkgesteld en haar verblijfsrecht was geëindigd. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris is om te beoordelen of vreemdelingen rechtmatig verblijven en dat de Svb in dit geval correct heeft gehandeld volgens het beleid. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden, en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.