4.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.Het geschil in hoger beroep is beperkt tot de vraag of de rechtbank op goede gronden de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand heeft gelaten voor zover deze zien op de in 1.1 genoemde primaire besluiten.
4.2.Voor die beoordeling is naast de door de rechtbank in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.6 genoemde bepalingen nog artikel 8 van de WW van belang. Op grond van artikel 8, eerste lid, van de WW behoudt een persoon wiens dienstbetrekking is geëindigd de hoedanigheid van werknemer, voor zover hij geen werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij op grond van de WW niet als werknemer wordt beschouwd. Voorts is van belang dat het Uwv op grond van artikel 36, vierde lid, van de WW, artikel 33, vierde lid, van de ZW en artikel 20, vierde lid, van de TW geheel of gedeeltelijk van terugvordering af kan zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.3.Onder werkzaamheden uit hoofde waarvan een werknemer zijn hoedanigheid als werknemer verliest, wordt volgens vaste rechtspraak (zie onder andere CRvB 3 augustus 2011, LJN BR4120) verstaan arbeid die in het economisch verkeer wordt verricht en waarmee het verkrijgen van enig geldelijk voordeel wordt beoogd of volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende normen redelijkerwijs kan worden verwacht.
4.4.Het Uwv heeft aannemelijk gemaakt dat appellant in de relevante periode werkzaamheden ten behoeve van [naam belwinkel] heeft verricht. Appellant stond in de periode van 31 oktober 2002 tot 13 september 2005 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als gevolmachtigde, zonder beperkende bepalingen, van [naam belwinkel]. Zijn oom heeft verklaard dat appellant hem heeft geholpen bij de oprichting van zijn zaak omdat hij de Nederlandse taal niet goed beheerste. Zijn oom zou ook de naam en het telefoonnummer van appellant aan zijn contacten hebben doorgegeven om alles te regelen. Ook de eigenaar van het pand, [Y.], heeft verklaard dat appellant eigenaar was van [naam belwinkel]. Bovendien is gebleken dat appellant aangifte heeft gedaan van een inbraak in de belwinkel, waarbij hij heeft verklaard de eigenaar van de belwinkel te zijn. Dat appellant bij die aangifte slechts als tolk van zijn oom aanwezig was en de verbalisant hem abusievelijk als aangever heeft genoteerd, zoals appellant heeft betoogd, is niet aannemelijk. Tot slot heeft de belwinkel vanaf 15 september 2005 twee maanden op naam van [N.], echtgenote van appellant, gestaan. Appellant heeft hierover zelf verklaard dat hij zijn echtgenote heeft geholpen bij de bedrijfsvoering, zoals het lezen van brieven en facturen en het voeren van telefoongesprekken. De stelling van appellant dat hij slechts als gevolmachtigde stond ingeschreven om de zaak te kunnen beëindigen, als zijn oom het werk niet meer zou kunnen doen, overtuigt niet. Dit geldt eveneens voor zijn stelling dat hij wel heeft bezien of hij een belwinkel kon opstarten, maar dat dit niet is gelukt.
4.5.De door appellant ten behoeve van zijn oom en zijn echtgenote verrichte activiteiten betreffen werkzaamheden die in het economisch verkeer worden verricht en waarmee het verkrijgen van enig geldelijk voordeel wordt beoogd of volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende normen redelijkerwijs kan worden verwacht. Anders dan appellant lijkt te veronderstellen, maakt de omstandigheid dat hij niet zou zijn betaald voor zijn werkzaamheden, niet dat hij zijn hoedanigheid als werknemer niet heeft verloren
.
4.6. Appellant had deze werkzaamheden moeten vermelden op de werkbriefjes. Hij heeft dat niet gedaan. Ook overigens is niet gebleken dat appellant bij het Uwv melding heeft gemaakt van de door hem in de relevante periode verrichte werkzaamheden. Hiermee heeft appellant de op hem rustende inlichtingenverplichtingen overtreden.
4.7.Volgens vaste rechtspraak (zie onder andere CRvB 20 februari 2013, LJN BZ1802) is in een geval als dit, waarin een uitkeringsgerechtigde heeft nagelaten opgave te doen van zijn werkzaamheden en van de gewerkte uren zelf geen registratie heeft bijgehouden, aanvaardbaar dat het Uwv een schatting maakt van de omvang van die werkzaamheden. Het risico dat die schatting ten nadele van betrokkene uitvalt komt voor diens rekening en risico, mits door het Uwv voldoende en zorgvuldig onderzoek is verricht om tot een vaststelling te komen die de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert.
4.8.In dit geval heeft appellant, zoals is vermeld in 4.6, geen opgave gedaan aan het Uwv van de door hem in verrichte werkzaamheden ten behoeve van [naam belwinkel]. Ook heeft hij daarvan geen urenregistratie bijgehouden. Appellant heeft tegenover de opsporingsfunctionaris van het Uwv volstaan met het volharden in zijn stelling dat hij geen werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van en/of inkomsten heeft ontvangen van [naam belwinkel]. Hieruit volgt dat het Uwv geen schatting kan maken van de omvang van de door appellant verrichte werkzaamheden. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat in dit geval als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichtingen door appellant niet kan worden vastgesteld of hij vanaf over de in 1.1 genoemde perioden nog recht had op een uitkering op grond van de WW, ZW en TW en die uitkeringen daarom terecht zijn ingetrokken.
4.9.Van een dringende reden om van terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkeringen over de in 1.1 genoemde perioden af te zien, is niet gebleken. Dringende redenen kunnen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de sociale of financiële gevolgen die voor de betrokkene als gevolg van de terugvordering optreden. Bij de invordering dient het Uwv rekening te houden met de beslagvrije voet zodat appellant bij de terugbetaling aan het Uwv van hetgeen onverschuldigd is betaald, voldoende inkomen behoudt om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien.
4.10.Uit 4.3 tot en met 4.9 volgt dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 23 december 2010 om de in 1.1 genoemde primaire besluiten te handhaven terecht in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking voor zover deze is aangevochten.