ECLI:NL:CRVB:2018:456
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging besluit studiefinanciering wegens ondeugdelijke motivering en onrechtmatig verkregen bewijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, werd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geconfronteerd met een herziening van haar studiefinanciering. De minister stelde dat appellante niet op het adres stond ingeschreven zoals vermeld in de basisregistratie personen (brp) en vorderde een bedrag van € 2.846,88 terug. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, maar appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat er geen voldoende feitelijke grondslag was voor het standpunt van de minister. De bevindingen van het onderzoek naar de woonsituatie van appellante waren onrechtmatig verkregen, waardoor het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Tevens werd het besluit van 23 oktober 2015 herroepen en werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.004,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van rechtsgeldige bewijsvoering in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak van een deugdelijke motivering van besluiten door bestuursorganen.