ECLI:NL:CRVB:2018:439
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op Wazo-uitkering en Ziektewet bij zwangerschap en bevalling met gevaarlijke stoffen
In deze zaak gaat het om de vraag of een vrouwelijke werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) na afloop van haar Wazo-uitkering, in het licht van haar werkzaamheden als operator waarbij zij in aanraking komt met chemische stoffen die schadelijk kunnen zijn voor haar kind via de moedermelk. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de situatie van de betrokkene niet valt onder de in de Richtlijn van het Uwv genoemde categorie VI, die specifieke arbeidsomstandigheden bij een normale zwangerschap betreft. De Raad stelt vast dat de betrokkene, die vanaf 3 september 2015 ziek is gemeld, recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 29a, vierde lid, van de ZW, omdat haar ongeschiktheid tot werken voortvloeit uit de bevalling en de daaraan voorafgaande zwangerschap. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en bepaalt dat de betrokkene recht heeft op de uitkering, waarbij het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van de werkgeefster. De uitspraak benadrukt de bescherming van vrouwen in de zwangerschap en lactatieperiode tegen schadelijke arbeidsomstandigheden.