Uitspraak
12.526 WIA
OVERWEGINGEN
1 mei 2017 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML gewijzigd. Op 11 mei 2017 en 6 november 2017 heeft appellant zijn mening over het gestelde in het rapport van
27 maart 2017 naar voren gebracht. In haar brief van 6 maart 2018 heeft Greveling‑Fockens de FML van 1 mei 2017 besproken en gesteld dat de toelichting op punt 2.1 moet luiden: “Na een periode van twee uur lezen of beeldschermwerk met 5 minuten rust na ieder half uur moet cliënt ten minste een half uur andere niet visueel belastende taken kunnen doen”. Bij 2.5.1. moet dient voor de volledigheid aanvullend als toelichting vermeld te worden “trager lezen en daarbij fouten maken”. Tevens heeft Greveling‑Fockens gesteld dat ook frequent buigen als licht beperkt dient te worden gescoord. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop op 23 mei 2018 de toelichting dienovereenkomstig aangepast maar het frequent buigen niet omdat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij maximaal 600 keer per uur maximaal 60 graden buigen geen sprake is van een zware fysieke inspanning, waardoor geen sprake van een grotere kans op een netvliesloslating zal zijn.
Greveling-Fockens in haar rapporten heeft gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt gevolgd in haar stelling dat frequent buigen niet nader beperkt behoeft te worden. Daartoe wordt verwezen naar de rapporten van Buitenhuis en Rademakers waarin een dergelijke beperking niet besproken is. In de FML van 23 mei 2018 is de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende tegemoetgekomen aan de bevindingen van de geraadpleegde deskundigen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 16 maart 2011;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 614,04;
- veroordeelt de Staat tot betaling aan appellant van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 4.385,96,-;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 6.613,33;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153,- vergoedt.