ECLI:NL:CRVB:2018:4286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en zorgvuldigheid van besluitvorming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als constructiebankwerker heeft gewerkt, heeft een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door rugklachten. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant niet recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad beoordeelt of het medische onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is geweest en of de beperkingen van appellant correct zijn vastgesteld. De Raad concludeert dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen schending van 'equality of arms' heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de beperkingen van appellant juist zijn vastgesteld en dat de voorgehouden functies medisch geschikt zijn. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.