ECLI:NL:CRVB:2018:4202

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
17/2973 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand wegens vermogen in Turkije

Op 4 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2017. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die vermogen in Turkije heeft dat boven het vrij te laten vermogen ligt. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat de waardebepaling die hij heeft overgelegd meer waarde moet krijgen dan de taxatie die op verzoek van de ambassade is uitgevoerd. Hij stelde ook dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd weerlegd en de Centrale Raad van Beroep kan zich volledig vinden in het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de taxatie door de ambassade voldoende duidelijkheid biedt over de waarde van het onroerend goed, dat bestaat uit drie appartementen op landbouwgrond. Appellant heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, maar dit werd afgewezen omdat de gevallen niet gelijk zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

17.2973 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2017, 16/5837 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 4 december 2018
Zitting hebben: J.N.A. Bootsma als voorzitter en Y.J. Klik en A.M. Overbeeke als leden.
Griffier: J.M.M. van Dalen
Appellant is verschenen ter zitting, bijgestaan door mr. S.N. Arikan, advocaat. Als tolk was aanwezig S. Ömur. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Ahmed.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat de bijstand terecht is ingetrokken en teruggevorderd omdat is vastgesteld dat appellant vermogen in Turkije heeft boven het vrij te laten vermogen.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, dat aan de waardebepaling die hij heeft overgelegd meer waarde moet worden gehecht dan aan de taxatie op verzoek van de ambassade en dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. Deze gronden zijn in essentie gelijk aan de gronden die hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel rust.
Wat pas ter zitting in hoger beroep is aangevoerd over de zorgvuldigheid van het taxatierapport leidt niet tot een ander oordeel. Uit het onderzoeksverslag van het Bureau Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade te Ankara en het daarbij behorende taxatierapport blijkt voldoende duidelijk dat het gebouw is getaxeerd, bestaande uit drie appartementen op een (gedeeld) perceel dat bij het kadaster is geregistreerd als landbouwgrond.
Appellant heeft nog aangevoerd dat het college in gelijke gevallen niet met terugwerkende kracht heeft ingetrokken en teruggevorderd. Dit beroep op het gelijkheidsbeginsel, onder verwijzing naar twee geanonimiseerde beschikkingen van het college, slaagt niet, omdat het geen gelijke gevallen zijn.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) J.N.A. Bootsma

LO