Uitspraak
17.2205 AW
OVERWEGINGEN
1 april 2004 tot 1 april 2012 (dus tot aan de periode dat hij als herplaatsingskandidaat is aangewezen) zonder uitzondering structureel iedere maand heeft overgewerkt. Op jaarbasis had betrokkene zo’n € 10.000,- extra aan verdiensten uit overwerk. Gelet hierop is de herplaatsingsperiode (en dus ook de bezoldiging over april 2014) niet representatief geweest voor het vaststellen van de laatstgenoten bezoldiging. Er is in dit geval sprake van een bijzonder geval, zoals bedoeld in artikel 5, zesde lid, van het Wbad, zodat de staatsecretaris gebruik had moeten maken van zijn afwijkingsbevoegdheid. Een gemiddelde van de genoten overuren dient te worden meegenomen in het kader van de loonsuppletie (artikel 5.7 van het SBK 2004).
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris gebruik had moeten maken van zijn afwijkingsbevoegdheid bedoeld in artikel 5, zesde lid, van het Wbad;
- bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor het overige, met dien verstande dat de staatssecretaris een nieuwe beslissing op het bezwaar moet nemen met inachtneming van de uitspraak van de Raad;
- bepaalt dat beroep tegen de nieuwe beslissing op het bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld.