ECLI:NL:CRVB:2018:4178

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
16/7636 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstand en boete wegens verblijf in het buitenland zonder melding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen, alsook de oplegging van een boete aan appellante, die in drie periodes te lang in het buitenland verbleef zonder dit te melden. De schending van de inlichtingenverplichting is niet in geschil, maar de terugvordering is dat wel. Appellante betoogt dat de terugvordering beperkt had moeten worden tot de werkdagen die zij in het buitenland heeft doorgebracht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de Participatiewet (PW) geen aanknopingspunten biedt voor een dergelijke beperking, aangezien de wet een absoluut aantal dagen voor verblijf in het buitenland met behoud van uitkering vaststelt, dat niet afhankelijk is van de beschikbaarheid voor arbeid.

Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat er zeer dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, met als argument dat de ziekte van haar dochter haar verhinderde om eerder uit Turkije te vertrekken. De Raad oordeelt dat deze stelling niet is onderbouwd en dat het beroep op zeer dringende redenen daarom niet slaagt. Wat betreft de boete is vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden, waarvoor haar een verwijt kan worden gemaakt. De opgelegde boete wordt als evenredig beschouwd. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

16.7636 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 november 2016, 16/1665 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het College van burgemeester en wethouders van Grondingen (college)
Datum uitspraak: 11 december 2018
Zitting hebben: P.W. van Straalen als voorzitter en J.L. Boxum en C. van Viegen als leden.
Griffier: S.A. de Graaff
Namens appellante is verschenen mr. E.T. van Dalen, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.J. Roerig.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
In deze zaak liggen een intrekking en terugvordering van bijstand en een boete voor. Die vloeien voort uit een schending van de inlichtingenverplichting, inhoudende dat appellante in drie periodes te lang heeft verbleven in het buitenland, zonder dat verblijf in het buitenland te melden.
De schending van de inlichtingenverplichting is niet in geschil. In geschil is de terugvordering. Appellante voert aan dat de terugvordering beperkt had moeten worden tot de werkdagen die zij in het buitenland heeft verbleven. Daarvoor kent de Participatiewet (PW) geen aanknopingspunten. De PW vermeldt een absoluut aantal dagen dat een betrokkene in het buitenland mag verblijven met behoud van uitkering. Dat dit aantal dagen is beperkt, houdt verband met het territorialiteitsbeginsel en niet met de beschikbaarheid voor arbeid.
Appellante voert verder aan dat er zeer dringende redenen zijn om af te zien van terugvordering. Volgens vaste rechtspraak is hiervoor slechts ruimte bij een acute noodsituatie. Appellante heeft in dit kader gesteld dat de ziekte van haar dochter er aan in de weg stond dat zij eerder uit Turkije vertrok. Zij heeft die stelling niet onderbouwd. Het beroep op zeer dringende redenen slaagt alleen daarom al niet.
Wat betreft de boete staat vast dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Haar kan daarvan een verwijt worden gemaakt. Het college moet dan een boete opleggen en de opgelegde boete is evenredig.
Het hoger beroep slaagt dus niet en daarom is er ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) S.A. de Graaff (getekend) P.W. van Straalen
md