ECLI:NL:CRVB:2018:4170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
17/2136 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand wegens ontbreken woonkosten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn bijstandsuitkering met 20% voor de periode van 22 november 2012 tot en met 10 april 2013. De verlaging was gebaseerd op het feit dat appellant een woning bewoonde waarvoor geen woonkosten waren verbonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verlaging van de bijstand terecht was toegepast. Appellant had niet kunnen aantonen dat hij wel woonkosten had, ondanks zijn stellingen dat hij een kamer huurde op basis van een mondelinge overeenkomst. De Raad oordeelde dat de bewijslast bij appellant lag en dat hij hierin niet was geslaagd. De beslissing om de bijstand met 20% te verlagen werd dus gehandhaafd, evenals de terugvordering van € 625,44 door het college van burgemeester en wethouders van Cuijk. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

17.2136 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 7 februari 2017, 16/3169 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Cuijk (college)
Datum uitspraak: 4 december 2018
Zitting hebben: J.N.A. Bootsma als voorzitter en Y.J. Klik en A.M. Overbeeke als leden.
Griffier: J.M.M. van Dalen
Appellant is verschenen ter zitting, bijgestaan door mr. P.T.H. Janssen, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.W. Roelofs en J.A.C. Hendriks.

BESLISSING

Het hoger beroep slaagt niet en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat de bijstand van 22 november 2012 tot en met 10 april 2013 terecht met 20% is verlaagd en dat het college van 31 januari 2013 tot en met 10 april 2013 € 625,44 mocht terugvorderen.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
Na verschillende procedures is in deze procedure alsnog bijstand toegekend van
22 november 2012 tot en met 10 april 2013. De bijstand is met toepassing van artikel 5 van de Toeslagenverordening WWB 2012 (Toeslagenverordening) verlaagd met 20% omdat appellant een woning bewoonde waaraan voor hem geen woonkosten waren verbonden. Omdat van 31 januari 2013 tot en met 10 april 2013 als voorlopige voorziening al bijstand was verleend zonder deze verlaging, is € 625,44 te veel betaald en teruggevorderd.
Voor de periode van 18 september 2012 tot 22 november 2012 stond de verlaging met 20% al in rechte vast. Dat het college appellant in de gelegenheid heeft gesteld om aan te tonen dat de situatie vanaf 22 november 2012 was veranderd brengt geen verandering in de bewijslast. Het geschil gaat nog steeds over toekenning van bijstand, zodat de bewijslast op appellant is blijven rusten. Het is aan appellant om aan te tonen dat hij in een woning woonde waaraan voor hem woonkosten waren verbonden. Hij is hier niet in geslaagd. Appellant heeft zijn stellingen dat hij op het adres waar hij verbleef vanaf 22 november 2012 op basis van een mondelinge huurovereenkomst een kamer huurde van € 350,- per maand én de huur achteraf contant heeft betaald, niet onderbouwd met bewijs dat kan worden gecontroleerd. Het aanbod op de zitting om dit alsnog te doen is te laat. Het college mocht de bijstand dus op grond van artikel 5 van de Toeslagenverordening ook vanaf 22 november 2012 met 20% verlagen.
Aan het antwoord op de vraag of het niet betalen van wel verschúldigde woonkosten kan leiden tot verlaging van de bijstand met toepassing van artikel 5 van de Toeslagenverordening komt de Raad niet toe.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) J.N.A. Bootsma