ECLI:NL:CRVB:2018:4170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens ontbreken woonkosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn bijstandsuitkering met 20% voor de periode van 22 november 2012 tot en met 10 april 2013. De verlaging was gebaseerd op het feit dat appellant een woning bewoonde waarvoor geen woonkosten waren verbonden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verlaging van de bijstand terecht was toegepast. Appellant had niet kunnen aantonen dat hij wel woonkosten had, ondanks zijn stellingen dat hij een kamer huurde op basis van een mondelinge overeenkomst. De Raad oordeelde dat de bewijslast bij appellant lag en dat hij hierin niet was geslaagd. De beslissing om de bijstand met 20% te verlagen werd dus gehandhaafd, evenals de terugvordering van € 625,44 door het college van burgemeester en wethouders van Cuijk. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.