ECLI:NL:CRVB:2018:4169

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
17/7705 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht. De Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij is geoordeeld dat de aanvraag te laat is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de eigen bijdrage niet binnen een week na het bericht van de toevoegingen is ingediend en dat de aanvraag voor het griffierecht niet uiterlijk op het moment van instellen van de beroepen is gedaan. De Raad handhaaft zijn vaste rechtspraak en oordeelt dat de gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd niet slagen.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door de ziekte Parkinson extreem vergeetachtig is en veel lichamelijke ongemakken ervaart. De Raad oordeelt echter dat deze omstandigheden geen bijzondere reden vormen om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen. Appellante heeft immers de aanvraag ingediend, ondanks haar ziekte, en er is niet aangetoond dat zij bij het indienen van aanvragen geen hulp van anderen had kunnen vragen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

17.7705 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2017, 17/1924 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren (college)
Datum uitspraak: 4 december 2018
Zitting hebben: J.N.A. Bootsma als voorzitter en Y.J. Klik en A.M. Overbeeke als leden.
Griffier: J.M.M. van Dalen
Voor appellante is verschenen mr. E.W. van Voolen, advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R. d’Accorso.

BESLISSING

Het hoger beroep slaagt niet en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat de aanvraag waarbij in een aantal zaken bijzondere bijstand voor de kosten van eigen bijdragen van de kosten van rechtsbijstand en griffierecht is geweigerd terecht is geweigerd.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
De rechtbank heeft met verwijzing naar de vaste uitvoeringspraktijk van het college en naar vaste rechtspraak van de Raad overwogen dat de aanvraag te laat is ingediend; voor de eigen bijdrage niet binnen een week na het bericht van de toevoegingen en voor het griffierecht niet uiterlijk op het moment van instellen van de beroepen. De Raad handhaaft zijn vaste rechtspraak.
Appellante heeft in hoger beroep in de kern hetzelfde aangevoerd als in beroep. De rechtbank heeft deze gronden in de aangevallen uitspraak besproken en is tot het oordeel gekomen dat deze niet slagen. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel rust.
Appellante heeft nog een beroep gedaan op de bijzondere omstandigheid dat zij door de ziekte Parkinson extreem vergeetachtig is en bijzonder veel lichamelijke ongemakken ervaart. Dit is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan met terugwerkende kracht bijstand moet worden verleend. Ondanks deze ziekte heeft zij namelijk ook de aanvraag waar deze zaak over gaat ingediend. Bovendien is niet gesteld en gebleken dat zij bij het indienen van aanvragen geen hulp van anderen had kunnen vragen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) J.N.A. Bootsma

LO