ECLI:NL:CRVB:2018:4169
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht wegens te late indiening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 25 oktober 2017. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en griffierecht. De Centrale Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij is geoordeeld dat de aanvraag te laat is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de eigen bijdrage niet binnen een week na het bericht van de toevoegingen is ingediend en dat de aanvraag voor het griffierecht niet uiterlijk op het moment van instellen van de beroepen is gedaan. De Raad handhaaft zijn vaste rechtspraak en oordeelt dat de gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd niet slagen.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door de ziekte Parkinson extreem vergeetachtig is en veel lichamelijke ongemakken ervaart. De Raad oordeelt echter dat deze omstandigheden geen bijzondere reden vormen om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen. Appellante heeft immers de aanvraag ingediend, ondanks haar ziekte, en er is niet aangetoond dat zij bij het indienen van aanvragen geen hulp van anderen had kunnen vragen. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.