ECLI:NL:CRVB:2018:4166
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering en beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die zich op 14 februari 2013 ziek meldde wegens rugklachten en later ook psychische klachten ontwikkelde, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze aanvraag, omdat zij volgens hun beoordeling in staat was om passende functies te vervullen. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft de zorgvuldigheid van de besluitvorming door het Uwv niet in twijfel getrokken. De Raad oordeelde dat het beginsel van 'equality of arms' niet was geschonden, omdat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar medische situatie aan te voeren. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellante niet hadden onderschat en dat de informatie van haar behandelaars niet leidde tot een discrepantie die de inschatting van haar belastbaarheid in twijfel trok.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in staat moest worden geacht de voor haar geselecteerde functies te vervullen. De Raad wees erop dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen, aangezien appellante zelf geen aanvullende medische stukken had ingediend ter ondersteuning van haar standpunt. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de rol van medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.