ECLI:NL:CRVB:2018:4165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om vervallenverklaring en herziening van eerdere uitspraak inzake Wmo 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2018 uitspraak gedaan op de verzoeken van verzoeker om vervallenverklaring en herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 februari 2018. Verzoeker had verzocht om nietigverklaring en herziening van deze uitspraak, waarin was vastgesteld dat hij en zijn echtgenote geen recht hadden op maatwerkvoorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorzieningen, en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen of immateriële schadevergoeding toe te kennen.
Verzoeker voerde aan dat de uitspraak nietig was omdat het proces-verbaal niet correct was ondertekend en dat de Raad niet beschikte over het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank. Hij stelde ook dat hij onrechtmatig was behandeld door de politie, wat had geleid tot een posttraumatische stressstoornis. De Raad oordeelde echter dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die onder artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen, en dat de nieuwe medische stukken die hij had ingediend niet tot een andere uitspraak konden leiden.
De Raad concludeerde dat er geen schending was van fundamentele procedurevoorschriften en dat de verzoeken om vervallenverklaring en herziening moesten worden afgewezen. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier M.A.A. Traousis, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.