ECLI:NL:CRVB:2018:4126
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Schoneveld
- J.T.H. Zimmerman
- J.C.F. Talman
- Rechtspraak.nl
Verrekening van niet gemelde inkomsten en boete in het kader van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant ontvangt sinds 23 februari 2015 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Uit een signaal van het inlichtingenbureau bleek dat appellant vanaf 1 augustus 2015 inkomsten had uit werkzaamheden die niet waren gemeld. Het college heeft daarop de bijstand van appellant herzien en een terugvordering van € 522,41 ingesteld, die werd verrekend met de bijstand over de maanden november 2015 tot en met januari 2016. Tevens is er een boete van € 270,- opgelegd wegens het niet melden van deze inkomsten.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet bij de verrekening, en dat de opgelegde boete evenredig was. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het college de beslagvrije voet in acht had moeten nemen en dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat het college zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind van appellant, en dat de verrekening van de bijstand niet onterecht was. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.