ECLI:NL:CRVB:2018:4113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de individuele inkomenstoeslag op basis van referteperiode in de Participatiewet
In deze zaak heeft appellante, na een afwijzing van haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De aanvraag was afgewezen op basis van artikel 36 van de Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016. Het college stelde dat appellante niet gedurende de gehele referteperiode van vijf jaar voorafgaand aan 1 januari 2016 een laag inkomen had, aangezien haar inkomen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2011 te hoog was.
De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de referteperiode van vijf jaar te lang is en dat dit een grote groep bijstandsgerechtigden uitsluit van de individuele inkomenstoeslag. De Raad voor de Rechtspraak heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de referteperiode in de Verordening niet onrechtmatig is, ook al leidt dit tot uitsluiting van bepaalde bijstandsgerechtigden.
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze overeenkomen met eerder ingediende beroepsgronden in vergelijkbare zaken. De Raad heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraken en heeft het hoger beroep van appellante afgewezen. De aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.