Op 22 september 2014 heeft hij het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellant per 24 september 2014 (datum in geding) geschikt geacht voor zijn maatgevende arbeid als vertegenwoordiger. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van
23 september 2014 vastgesteld dat appellant per 24 september 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 21 november 2014 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
19 november 2014 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat weergegeven, overwogen dat het werk van appellant als vertegenwoordiger, een functie die in het bedrijf van de voormalig werkgever van appellant later is komen te vervallen en is vervangen door de vrijwel gelijke functie van accountmanager, als maatgevende arbeid moet worden aangemerkt. De inhoud van de maatgevende arbeid is naar het oordeel van de rechtbank voldoende beschreven in het rapport van de arbeidsdeskundige van 14 november 2011. Het medisch onderzoek is zorgvuldig verricht. Daarbij is van belang dat alle naar voren gebrachte klachten, te weten oorsuizen, gevoeligheid voor geluid, last van stress, concentratieproblemen, vergeetachtigheid, slapeloosheid, vermoeidheid en hoofdpijn op een deugdelijke en kenbare wijze bij de medische beoordeling betrokken zijn. Dat geldt eveneens voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelend KNO-arts (i.o.) A.M.M. Oonk van 13 november 2014.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep is verder bij haar beoordeling uitgegaan is van de juiste maatstaf arbeid, de vertegenwoordiger voor 40 uur per week. Over de geschiktheid van appellant voor zijn maatgevende arbeid heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsartsen in hun rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze hebben gemotiveerd dat appellants belastbaarheid, rekening houdende met het feit dat hij hinder ondervindt van de tinnitus, niet is afgenomen in vergelijking met de situatie in 2011. In het kader van de
WIA-beoordeling in 2011 zijn voor appellant beperkingen aangenomen voor deadlines, hoog tempo en herinneren en is rekening gehouden met minder goed mentaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar nadere rapporten van 5 februari 2015,
12 augustus 2015 en 21 december 2015 toereikend gemotiveerd waarom de informatie van de behandelend sector geen aanleiding is voor het aannemen van meer beperkingen per datum in geding. Onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
7 augustus 2015, dat is opgemaakt naar aanleiding van een ingesteld bezwaar tegen een hersteldverklaring van latere datum, heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant per datum in geding beperkt moet worden geacht ten aanzien van werken in een rumoerige omgeving. De rechtbank heeft hierin echter geen aanleiding gezien om het bestreden besluit onrechtmatig te achten nu het gaat om de beantwoording van de vraag of appellant op de datum in geding terecht geschikt geacht is voor zijn maatgevende arbeid. Nu vaststaat dat in het werk als vertegenwoordiger geen sprake is van het werken in een rumoerige omgeving heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om aan de geschiktheid van deze functie voor appellant te twijfelen. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar het eerder genoemde rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 augustus 2015, waarin deze arts gemotiveerd heeft geconcludeerd dat de tinnitusklachten van appellant sinds het ontstaan in essentie ongewijzigd zijn en dat appellant, rekening houdende met deze klachten en de extra beperking op lawaaibelasting, geschikt geacht kan worden voor de maatgevende arbeid.