Uitspraak
17.3405 WAO
11 april 2017, 15/2052 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die sinds 22 oktober 2001 een WAO-uitkering ontvangt. Betrokkene heeft zich op 19 september 2014 opnieuw arbeidsongeschikt gemeld, wat leidde tot een herbeoordeling van zijn situatie door het Uwv. De verzekeringsarts J.H. Wijers werd ingeschakeld om de medische situatie van betrokkene te beoordelen, waarbij hij concludeerde dat er extra beperkingen moesten worden aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv betwistte deze conclusies en stelde dat er onvoldoende medische onderbouwing was voor de extra beperkingen.
De rechtbank heeft de conclusies van Wijers gevolgd en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van het Uwv beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht de deskundige Wijers heeft gevolgd. De Raad oordeelde dat de conclusies van Wijers goed gemotiveerd waren en gebaseerd op een zorgvuldige medische beoordeling. Het hoger beroep van het Uwv werd afgewezen, en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het Uwv werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.