ECLI:NL:CRVB:2018:4025

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
18/2286 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering benoeming appellant tot clusterdirecteur na reorganisatie en beoordeling selectieprocedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij de gemeente [gemeente], was sinds 1 januari 2004 in dienst en had de functie van afdelingshoofd. Na een reorganisatie werden de functies van afdelingshoofden opgeheven en nieuwe functies van clusterdirecteuren gecreëerd. Appellant had zich kandidaat gesteld voor de functie van clusterdirecteur, maar werd niet benoemd. Het college van burgemeester en wethouders van Westland verklaarde hem boventallig en stelde hem tijdelijk aan als projectleider.

De Raad oordeelde dat de oude functie van appellant niet (nagenoeg) ongewijzigd terugkeert na de reorganisatie, waardoor hij niet als functievolger kon worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de selectieprocedure zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen schending van het verbod van vooringenomenheid had plaatsgevonden. De Raad bevestigde dat de competenties van appellant op leiderschap, oplossingsgerichtheid en netwerken onder de verwachtingen waren en dat het college voldoende inzicht had gegeven in de redenen voor de afwijzing van zijn kandidatuur.

De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad merkte op dat de gemeentesecretaris bereid was om appellant te benoemen in de functie van projectleider, wat een positieve ontwikkeling voor appellant kan zijn, maar dit viel buiten de beoordeling in deze procedure.

Uitspraak

18.2286 AW

Datum uitspraak: 13 december 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
28 maart 2018, 17/7148 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Westland (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.G.F.M. Hoffmans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Hoffmans. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W. van IJzeren.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is sinds 1 januari 2004 in dienst bij de gemeente [gemeente] , laatstelijk in de
functie van [functie] (schaal 15).
1.2.
Op 14 juli 2016 heeft het college ingestemd met het rapport van 13 juni 2016 over de
wijziging van de organisatiestructuur van de gemeente [gemeente] per 1 januari 2017. In de nieuwe structuur is voorzien in de benoeming van vier clusterdirecteuren. Deze functies zijn aangemerkt als zogenoemde sleutelfuncties in de zin van het Sociaal Statuut 2011.
1.3.
Bij brief van 22 juli 2016 is appellant medegedeeld dat de functies van de
afdelingshoofden, waaronder zijn functie, per 1 januari 2017 komen te vervallen, dat de huidige vijf afdelingshoofden worden uitgenodigd om hun belangstelling voor de functie van clusterdirecteur kenbaar te maken, dat ook andere medewerkers uit de organisatie kunnen opteren voor deze functie en dat de procedure zal verlopen conform de bepalingen in het Sociaal Statuut 2011. Bij e‑mail van 7 augustus 2016 heeft appellant kenbaar gemaakt dat hij belangstelling heeft voor de functie [clusterdirecteur] . Op 7 september 2016 is appellant mondeling kenbaar gemaakt dat hij niet zou worden benoemd tot clusterdirecteur.
1.4.
Bij voorlopig plaatsingsbesluit van 6 december 2016 is appellant medegedeeld dat hij niet is benoemd als clusterdirecteur. Het gevolg hiervan is dat appellant per 1 januari 2017 boventallig is. Appellant wordt per 1 januari 2017 rechtstreeks onder de gemeentesecretaris geplaatst, waarbij hem tijdelijke werkzaamheden worden opgedragen als projectleider binnen zijn huidige betrekkingsomvang en inschaling.
1.5.
Bij besluit van 24 februari 2017 heeft het college, na het uitblijven van bedenkingen van
appellant, besloten conform het voornemen van 6 december 2016. Voorts is vermeld dat met appellant afspraken zijn gemaakt over de te verrichten tijdelijke werkzaamheden.
1.6.
Bij besluit van 7 september 2017 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van
appellant tegen het besluit van 24 februari 2017 en tegen het besluit om hem niet te plaatsen als clusterdirecteur ongegrond verklaard. Aan het besluit om appellant niet te plaatsen in de functie van clusterdirecteur is ten grondslag gelegd dat geen sprake is van functievolgerschap en dat een zorgvuldige selectieprocedure heeft plaatsgevonden. Wat betreft het besluit om appellant tijdelijk andere werkzaamheden te laten verrichten, is aangegeven dat er in het reguliere plaatsingsproces geen functies voorhanden zijn die zijn gewaardeerd in schaal 15. Er zijn wel functies beschikbaar die gewaardeerd zijn in schaal 13, maar deze functies zijn voor appellant niet als passende functie aan te merken. Niet gebleken is dat het bezwaar is gericht tegen de invulling van de tijdelijke werkzaamheden. Ten slotte is vastgesteld dat appellant nog niet was aangewezen als herplaatsingskandidaat en dat er nog geen re-integratieplan was opgesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit
ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant de aangevallen uitspraak op de hierna te bespreken
gronden bestreden.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat het hoger beroep is beperkt tot de weigering appellant te benoemen tot clusterdirecteur.
4.1.1.
In artikel 1:1 van het Sociaal Statuut 2011 is bepaald dat wordt verstaan onder:
sleutelfunctie: een (veelal leidinggevende) functie voor zover de betreffende functionaris
wordt belast met de voorbereiding en/of uitvoering van de organisatiewijziging;
functievolger: medewerker wiens functie voor meer dan 70%, gemeten in tijd en taken, op
hetzelfde functieniveau in de streefformatie terugkomt;
boventallige: een functievolger die in de oude organisatie geplaatst is op een functie die in de
nieuwe organisatie of in het nieuwe organisatieonderdeel in een minder aantal
terugkomt.
4.1.2.
Artikel 3:1 van het Sociaal Statuut 2011 luidt als volgt:
“1. De directie stelt een overzicht op van sleutelfuncties.
2. De medewerkers, die in de staande organisatie geplaatst zijn op een functie die
vergelijkbaar is met een sleutelfunctie en betrokken zijn bij de organisatiewijziging,
worden uitgenodigd hun voorkeur voor een sleutelfunctie kenbaar te maken. De overige
medewerkers kunnen op eigen initiatief hun voorkeur voor een sleutelfunctie kenbaar
maken.
3. Het bevoegd gezag benoemt medewerkers op de sleutelfuncties. De benoeming geschiedt
op basis van directe geschiktheid voor de functie.
4. De medewerkers die hun voorkeur voor een sleutelfunctie kenbaar hebben gemaakt en die
niet op een sleutelfunctie worden benoemd, zullen onderdeel uitmaken van de reguliere
plaatsingsprocedure als bedoeld in de volgende artikelen van dit hoofdstuk.”
4.1.3.
Volgens vaste rechtspraak is de beslissing van een bestuursorgaan in een sollicitatieprocedure, zoals hier aan de orde, het resultaat van een beoordeling van de capaciteiten van de betrokkene tegen de achtergrond van de functie-eisen. Daarbij heeft het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. Zij is in beginsel beperkt tot de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De Raad verwijst naar zijn uitspraak van
4.1.4.
Appellant heeft als grief naar voren gebracht dat de functie van clusterdirecteur (nagenoeg) dezelfde functie is als de functie van afdelingshoofd die hij bekleedde voor de reorganisatie en dat hij daarom functievolger is. Uit de brief van 6 december 2016 valt volgens hem af te leiden dat ook het college deze mening is toegedaan nu is vermeld dat hij boventallig wordt verklaard. Uit het Sociaal Statuut 2011 volgt dat een boventallige een functievolger is, die in de oude organisatie geplaatst is op een functie die in de nieuwe organisatie of in het nieuwe organisatieonderdeel in een minder aantal terugkomt. Daarom is volgens appellant geen sprake van een reguliere sollicitatieprocedure. De Raad stelt vast dat appellant niet is aangewezen als functievolger. Het college heeft ter zitting uiteengezet dat als het gaat om de definitie van boventallige in het Sociaal Statuut 2011 er sprake is van een slordigheid en dat hier het begrip boventallige uit de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (CAR-UWO) is bedoeld. Dit ziet op de ambtenaar die wegens reorganisatie niet geplaatst kan worden. De Raad ziet geen aanleiding het college hierin niet te volgen. Het enkele feit dat in het Sociaal Statuut 2011 bij het begrip “boventallige” is vermeld dat dit een functievolger betreft is niet doorslaggevend. Voor de vraag of sprake is van dezelfde functie is de inhoud van de functies bepalend. Vergelijk de uitspraak van 22 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1941. De Raad leidt uit de stukken af dat de gemeente [gemeente] na de reorganisatie met een andere hoofdstructuur en grotere organisatieonderdelen (clusters) is gaan werken, dat de functies van afdelingshoofd zouden komen te vervallen en dat er vier nieuwe functies van clusterdirecteur zouden komen. Het afdelingshoofd was integraal verantwoordelijk voor het realiseren van complexe producten en diensten van de afdeling en legde verantwoordelijkheid af aan de directie. De functie van clusterdirecteur is naar het oordeel van de Raad wezenlijk breder van aard dan de functie van afdelingshoofd. Dit komt tot uiting in de collectieve verantwoordelijkheid van de clusterdirecteuren voor de totale organisatie, voor concernbrede ontwikkelopgaven, concern-bedrijfsvoering
en -resultaten. Die gezamenlijke verantwoordelijkheid had het afdelingshoofd niet. De Raad is dan ook van oordeel dat de oude functie als afdelingshoofd van appellant niet (nagenoeg) ongewijzigd terugkeert na de reorganisatie, zodat appellant terecht niet als functievolger is aangemerkt. Artikel 3:1 van het Sociaal Statuut 2011 voorziet in een sleutelfunctieprocedure, waarbij sprake is van het college bindende bepalingen en waarbij de directe geschiktheid voor de functie bepalend is. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat het instrument van sleutelfuncties in strijd is met het verbod van willekeur. De grief slaagt niet.
4.1.5.
Appellant heeft voorts als grief naar voren gebracht dat bij de samenstelling van de selectiecommissie is gehandeld in strijd met de Regeling werving en selectie (Regeling). Ter zitting van de Raad heeft appellant bevestigd dat artikel 7, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat de selectiecommissie in beginsel bestaat uit tenminste de toekomstige leidinggevende en een naaste medewerker. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak vastgesteld dat appellant weliswaar niet is beoordeeld door een naaste medewerker, maar daar staat tegenover dat de burgemeester, de wethouder/portefeuillehouder P&O, de gemeentesecretaris/algemeen directeur, een externe deskundige van Berenschot, alsmede de voorzitter en een lid van de ondernemingsraad deel uitmaakten van de selectiecommissie. Het college heeft ter zitting van de Raad uiteengezet dat bewust is gekozen voor deze samenstelling, waarbij twee leden van de ondernemingsraad en een externe deskundige aanwezig waren om de kandidaten voor de verschillende clusters op dezelfde manier te kunnen beoordelen. De Raad stelt vast dat de Regeling het college op dit punt de ruimte biedt om een uitzondering te maken en is van oordeel dat niet is gehandeld in strijd met de Regeling. De Raad deelt voorts het oordeel van de rechtbank dat met de brede samenstelling van de selectiecommissie geen schending van het verbod van vooringenomenheid heeft plaatsgevonden.
4.1.6.
Appellant heeft betoogd dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom hij niet is geplaatst op de functie van clusterdirecteur. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank dat in het gespreksformulier een aantal competenties is vermeld waarop appellant naar verwachting scoort en dat er ontwikkelpunten zijn. Op de competenties leiderschap, oplossingsgerichtheid en netwerken is onder verwachting gescoord en deze competenties zijn, naast motivatie en kennis, genoemd als ontwikkelpunt. De ontwikkelpunten zijn voorzien van een beknopte onderbouwing. Het college heeft hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt waarom appellant niet geplaatst is op de door hem gewenste functie. De verwijzing van appellant naar de uitspraak van 18 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:150, slaagt niet. In die zaak was geen sprake van een sollicitatie naar een sleutelfunctie, maar van een (her)plaatsingsproces waarbij, anders dan in het geval van appellant, de ontwikkelbaarheid van de competenties mede diende te worden beoordeeld.
4.2.
Appellant heeft ter zitting ten slotte medegedeeld dat zijn positie nog altijd onduidelijk is en dat het voor hem belangrijk is dat hij een positie krijgt binnen de gemeentelijke organisatie. De Raad acht, hoewel dit in deze procedure niet ter beoordeling voorligt, het van belang te vermelden dat de gemachtigde van het college, daartoe gemachtigd door de gemeentesecretaris, ter zitting heeft medegedeeld dat de gemeentesecretaris bereid is appellant te benoemen in de functie van projectleider. Op korte termijn kan daartoe een gesprek plaatsvinden.
5. Uit 4.1 tot en met 4.1.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van J.M.M. van Dalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2018.
(getekend) H. Benek
(getekend) J.M.M. van Dalen
md