ECLI:NL:CRVB:2018:402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over maatvrouwwisseling en procesbelang bij WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die sinds 29 januari 2009 een WAO-uitkering ontvangt, vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante heeft verzocht om een maatvrouwwisseling, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij voldoet aan de voorwaarden voor een maatvrouwwisseling, maar het Uwv heeft bevestigd dat de eerdere uitspraak moet worden gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat appellante geen procesbelang heeft bij de beoordeling van haar hoger beroep. Dit is gebaseerd op de vaste rechtspraak van de Raad, waarin wordt gesteld dat het resultaat dat de indiener nastreeft ook daadwerkelijk moet kunnen worden bereikt en dat dit resultaat feitelijke betekenis moet hebben voor de indiener. Aangezien de WAO-uitkering van appellante al is vastgesteld op 80 tot 100%, heeft een wisseling van de maatvrouw geen invloed op de hoogte van haar uitkering. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.