ECLI:NL:CRVB:2018:4002

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
18/590 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wajong 2010

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1995, had een aanvraag ingediend voor arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Het Uwv had de aanvraag afgewezen op de grond dat de appellant niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, maar de appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Raad heeft de onderzoeken die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, als voldoende zorgvuldig en volledig beoordeeld. De verzekeringsartsen hadden, met verwijzing naar informatie van de behandelend sector, gemotiveerd dat er op het moment van de Wajong-aanvraag geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er mogelijkheden voor behandeling waren, die de appellant in staat zouden kunnen stellen om in de toekomst te functioneren op de arbeidsmarkt.

De Raad heeft verder uiteengezet dat de definitie van 'duurzaam' in de Wajong 2010 inhoudt dat er sprake moet zijn van een medisch stabiele of verslechterende situatie, waarbij de verzekerde niet in staat is tot het verrichten van betaalde arbeid, nu en in de toekomst. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.590 WAJONG

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
20 december 2017, 17/3111 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 december 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Blitterswijk, en M. Kada als tolk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Breevoort.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [in] 1995, heeft een op 23 september 2014 door het Uwv ontvangen aanvraag om arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag hebben een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellant volledig arbeidsongeschikt is, maar dat dit niet duurzaam is. De arbeidsdeskundige heeft deze conclusie onderschreven. Bij besluit van 21 januari 2015 heeft het Uwv de aanvraag (op deze grond) afgewezen omdat appellant niet aan de voorwaarden voldoet.
1.2.
Bij besluit van 30 maart 2015 heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 januari 2015 ongegrond verklaard. Bij uitspraak 7 december 2016 heeft de rechtbank, beslissende op het door appellant tegen het besluit van 30 maart 2015 ingestelde beroep, dat besluit vernietigd, en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen.
1.3.
Bij besluit van 18 april 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar beslist. Daarbij is het standpunt ingenomen dat appellant niet duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010. Aan dat besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 11 en 18 april 2017 en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 april 2017 ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid van de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de daaruit getrokken conclusies. Die verzekeringsarts heeft een volledig beeld gehad van de medische situatie van appellant in de periode in geding. In de rapporten van 11 en 18 april 2017 is inzichtelijk en concludent gemotiveerd dat er geen sprake is van het blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de zin van de Wajong 2010.
3.1.
In het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank heeft appellant, onder overlegging van brieven van de huisarts en de psychiater, gesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid wel degelijk duurzaam van aard is.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Daartoe zijn rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 april 2018 en 3 juli 2018 overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010 is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid niet meer te verdienen dan 20% van het maatmaninkomen. Op grond van het tweede lid, wordt in het eerste lid onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie en het blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Op grond van het derde lid wordt onder een medisch stabiele of verslechterende situatie mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.2.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen, onder meer in zijn uitspraken van
6 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2994 en 3201 tot en met 3205), kan, voor de situatie waarin appellant verkeert, een Wajong-aanvraag, die is ingediend na 10 september 2014, maar voor 1 januari 2015, slechts tot uitkering op grond van de Wajong 2010 leiden, in het geval appellant is aan te merken als volledig en duurzaam ongeschikt als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010. In geschil is of de volledige arbeidsongeschiktheid duurzaam van aard is.
4.3.
Onder blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet worden verstaan de situatie dat een verzekerde niet in staat is tot het verrichten van betaalde arbeid, nu niet en in de toekomst niet, ook niet na of met behulp van ondersteuning of in de vorm van beschut werk.
4.4.
Met de rechtbank wordt geconcludeerd dat de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoeken voldoende zorgvuldig en volledig zijn geweest. Door de verzekeringsartsen is, onder verwijzing naar de informatie van de behandelend sector, toereikend gemotiveerd dat er op het moment dat appellant achttien jaar werd en ook ten tijde van de Wajong-aanvraag geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid in bovengenoemde zin, gelet op de onderbouwde inschatting dat door het benutten van de mogelijkheden tot behandeling en met de nodige begeleiding een verbeterd functioneren dan neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 11 april 2017 kon worden bereikt. In het rapport van MEE van 17 maart 2014 is overwogen dat er mogelijkheden voor behandeling zijn, onder meer gericht op het aanleren van sociale, praktische en emotionele vaardigheden Uit de brief van GGZ Delfland van 6 april 2017 blijkt dat de psychotische klachten grotendeels in remissie zijn met de ingezette behandeling. De overwegingen die de rechtbank verder aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd worden volledig onderschreven.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman als voorzitter en R.E. Bakker en
D. Hardonk-Prins als leden, in tegenwoordigheid van G.D. Alting Siberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2018.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) G.D. Alting Siberg
sg