ECLI:NL:CRVB:2018:4002
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wajong 2010
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1995, had een aanvraag ingediend voor arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Het Uwv had de aanvraag afgewezen op de grond dat de appellant niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank had deze afwijzing bevestigd, maar de appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Raad heeft de onderzoeken die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, als voldoende zorgvuldig en volledig beoordeeld. De verzekeringsartsen hadden, met verwijzing naar informatie van de behandelend sector, gemotiveerd dat er op het moment van de Wajong-aanvraag geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er mogelijkheden voor behandeling waren, die de appellant in staat zouden kunnen stellen om in de toekomst te functioneren op de arbeidsmarkt.
De Raad heeft verder uiteengezet dat de definitie van 'duurzaam' in de Wajong 2010 inhoudt dat er sprake moet zijn van een medisch stabiele of verslechterende situatie, waarbij de verzekerde niet in staat is tot het verrichten van betaalde arbeid, nu en in de toekomst. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd moest worden. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.