ECLI:NL:CRVB:2018:4
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.N.A. Bootsma
- M. Kraefft
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenning van een eenmalige uitkering op grond van de Uitkeringsregeling Backpay
In deze zaak heeft appellante, een belanghebbende, op 17 maart 2016 een aanvraag ingediend voor een eenmalige uitkering op basis van de Uitkeringsregeling Backpay. Deze regeling is bedoeld voor personen die als ambtenaar of militair ten tijde van de Japanse bezetting in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement en aan wie geen of onvolledig salaris is uitbetaald. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de aanvraag op 29 juni 2016 afgewezen, omdat er geen bewijs was dat appellante daadwerkelijk in dienst was van het Nederlands-Indisch Gouvernement tijdens de Japanse bezetting. De rechtbank Oost-Brabant heeft de afwijzing van de minister in een eerdere uitspraak op 7 juni 2017 bevestigd, waarop appellante hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 30 november 2017 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat en haar zoon, haar standpunt toegelicht. De minister heeft gereageerd met een verweerschrift en was vertegenwoordigd door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar dienstverband. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en voegde hieraan toe dat de mogelijke bewijsnood van appellante niet voor rekening van de minister kan komen.
De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en J.N.A. Bootsma en M. Kraefft als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.