In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een Wajong-aanvraag door het Uwv. De appellante, geboren in 1983, had een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Het Uwv had de aanvraag afgewezen, omdat de verzekeringsarts concludeerde dat appellante, ondanks haar gediagnosticeerde ADHD, over participatiemogelijkheden beschikt en niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De arbeidsdeskundige bevestigde deze conclusie en stelde dat appellante met de juiste begeleiding in een gestructureerde omgeving kan werken.
Appellante heeft in beroep aangevoerd dat zij niet in staat is om in een reguliere werkomgeving te functioneren en dat haar IQ van 52 aantoont dat haar arbeidsongeschiktheid duurzaam is. Het Uwv heeft echter gesteld dat de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen passen bij een licht verstandelijke handicap en dat er mogelijkheden zijn voor arbeidsparticipatie, ook al is dit niet in een reguliere setting. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat door de Centrale Raad van Beroep is bevestigd.
De Raad heeft geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen van het Uwv niet ter discussie staan en dat appellante met de juiste begeleiding in staat is om te participeren in de arbeidsmarkt. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen, waarbij werd benadrukt dat de benodigde begeleiding in een reguliere setting niet kan worden geboden, maar dat er wel mogelijkheden zijn in een beschutte omgeving.