ECLI:NL:CRVB:2018:3975

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
17/7192 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toekenning van hulp bij het huishouden op basis van de Wmo 2015

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, geboren in 1932, die lijdt aan verschillende gezondheidsproblemen, waaronder de ziekte van Ménière en de ziekte van Parkinson. Appellant ontving aanvankelijk drie uur per week hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Na een melding voor uitbreiding van de hulp, heeft het college van burgemeester en wethouders van Montferland in oktober 2015 een maatwerkvoorziening verstrekt, maar dit werd later door het college in een bestreden besluit aangepast naar vijf uur hulp per week. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard en bepaald dat appellant recht heeft op vijf uur hulp per week, wat door het college werd bevestigd na een huisbezoek en medisch advies. Appellant ging in hoger beroep, omdat hij vond dat vijf uur onvoldoende was en dat er te weinig tijd was gereserveerd voor de verschillende soorten huishoudelijke taken.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft bepaald dat vijf uur hulp bij het huishouden voldoende is. De Raad heeft de normtijden uit het CIZ-protocol huishoudelijke verzorging als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat de medische adviezen onjuist zijn. De Raad heeft ook opgemerkt dat de thuiszorgorganisatie Azora bevestigde dat de benodigde hulp binnen de vijf uur per week kan worden geleverd. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

17.7192 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 september 2017, 16/1799 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Montferland (college)
Datum uitspraak: 12 december 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2018. Namens appellant is verschenen mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.T.M. Evers en H.J.C. Jonkman.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1932, is onder meer bekend met de ziekte van Ménière, de ziekte van Parkinson, een huidaandoening en incontinentie. Appellant ontving vanaf 14 april 2015 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) drie uur per week hulp bij het huishouden. Appellant ontving die ondersteuning als zorg in natura verleend door thuiszorgorganisatie Azora.
1.2.
Appellant heeft zich op 27 juli 2015 gemeld bij het college voor uitbreiding van de hulp bij het huishouden wegens toegenomen gezondheidsklachten.
1.3.
Bij besluit van 28 oktober 2015 heeft het college aan appellant op grond van de Wmo 2015 met ingang van 30 november 2015 een maatwerkvoorziening verstrekt in de vorm van ondersteuning bij een schoon en leefbaar huis met wasverzorging.
1.4.
Bij besluit van 3 maart 2016 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 28 oktober 2015 ongegrond verklaard.
1.5.
Hangende beroep heeft R.J.H. Klooster, sociaal geneeskundige bij Ausems en Kerkvliet, op verzoek van het college medisch advies uitgebracht. De medisch adviseur heeft in zijn rapport van 9 november 2016 geconcludeerd dat bij appellant sprake is van neurologische beperkingen als gevolg van de ziekte van Parkinson en evenwichtsstoornissen. Ook is sprake van gegeneraliseerde artrose. Appellant heeft locomotoire beperkingen als gevolg van algehele stijfheid en afgenomen kracht in de handen. Ten slotte is sprake van energetische beperkingen vanwege kortademigheid. Gezien deze beperkingen is appellant slechts in staat zittend lichte werkzaamheden uit te voeren. Verder is sprake van incontinentie en een extreem droge schilferende huid. Er is een indicatie voor extra wasverzorging. De medisch adviseur heeft in zijn aanvullend rapport van 19 december 2016 toegelicht dat de droge, schilferende huid zich over het hele lichaam bevindt. Voorts is appellant niet in staat de wasmachine te vullen en leeg te halen, hij kan enkel de machine aanzetten. Appellant kan zelf zittend lichte werkzaamheden uitvoeren, bijvoorbeeld afwassen.
1.6.
Vervolgens heeft het college de rechtbank bij brief van 18 mei 2017 bericht dat het, na een huisbezoek op 3 mei 2017 en met inachtneming van de rapporten van Klooster, voornemens is appellant vijf uur hulp bij het huishouden per week te verstrekken. Deze indicatie is als volgt samengesteld:
- overname licht huishoudelijk werk 45 minuten per week
- overname extra licht huishoudelijk werk 15 minuten per week
- overname zwaar huishoudelijk werk 90 minuten per week
- overname extra zwaar huishoudelijk werk 45 minuten per week
- overname wasverzorging 60 minuten per week
- overname extra wasverzorging 45 minuten per week
Volgens het college is sprake van extra licht en zwaar huishoudelijk werk vanwege de huidaandoening van appellant. Bovendien is extra wasverzorging nodig vanwege de huidaandoening en incontinentieproblematiek. Appellant wordt zittend in staat geacht een deel van het licht huishoudelijk werk zelf te doen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat aan appellant met ingang van 30 november 2015 vijf uur per week hulp bij het huishouden wordt verstrekt. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat uit het besluit van 28 oktober 2015 en het bestreden besluit niet blijkt welke maatstaven worden gehanteerd voor het bereiken van het resultaat van ‘een schoon en leefbaar huis’. Hierdoor bestaat geen inzicht in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning. Na nader onderzoek in de beroepsprocedure heeft het college geconcludeerd dat appellant vijf uur per week hulp bij het huishouden nodig heeft. De rechtbank acht deze conclusie inzichtelijk en concludent. Voor een verdere ophoging van het aantal uren ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat vijf uur per week hulp bij het huishouden onvoldoende is; dit moet minimaal zes uur zijn. Ten onrechte is uitgegaan van minder minuten dan de normtijd voor licht huishoudelijk werk en daarnaast zijn te weinig extra minuten voor zwaar en licht huishoudelijk werk en wasverzorging genomen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het geschil tussen partijen beperkt zich tot de vraag of de rechtbank terecht heeft bepaald dat met ingang van 30 november 2015 vijf uur per week hulp bij het huishouden aan appellant wordt verstrekt.
4.2.
De normtijden uit het CIZ-protocol huishoudelijke verzorging vormen uitgangspunt voor de indicatie van vijf uur hulp bij het huishouden per week. Gelet op de uitspraak van de Raad van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1403, kan bij de vaststelling van de benodigde tijd voor huishoudelijke ondersteuning worden uitgegaan van (de normtijden van) het
CIZ-protocol huishoudelijke verzorging.
4.3.
De Raad volgt appellant niet in zijn standpunt dat vijf uur per week hulp bij het huishouden onvoldoende is. Uit wat appellant heeft aangevoerd volgt niet dat in de onder 1.5 genoemde medische adviezen geen juist beeld wordt gegeven van de gezondheidssituatie van appellant, dat ze niet concludent zijn of anderszins onjuist. Appellant heeft niet (medisch) onderbouwd dat de medisch adviseur zijn situatie onjuist heeft ingeschat en dat ten onrechte is geconcludeerd dat appellant als gevolg van zijn beperkingen niet een deel van het licht huishoudelijk werk zelf kan uitvoeren. Verder heeft thuiszorgorganisatie Azora bevestigd dat de benodigde hulp bij het huishouden in de geïndiceerde vijf uur per week in het huishouden van appellant ook daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Appellant heeft er echter voor gekozen om de thuiszorgorganisatie niet in te zetten ter uitvoering van de indicatie van vijf uur per week maar zelf hulp in te huren.
4.4.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en J.P.A. Boersma en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van O.V. Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2018.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) O.V. Vries

KS