In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, geboren in 1932, die lijdt aan verschillende gezondheidsproblemen, waaronder de ziekte van Ménière en de ziekte van Parkinson. Appellant ontving aanvankelijk drie uur per week hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Na een melding voor uitbreiding van de hulp, heeft het college van burgemeester en wethouders van Montferland in oktober 2015 een maatwerkvoorziening verstrekt, maar dit werd later door het college in een bestreden besluit aangepast naar vijf uur hulp per week. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard en bepaald dat appellant recht heeft op vijf uur hulp per week, wat door het college werd bevestigd na een huisbezoek en medisch advies. Appellant ging in hoger beroep, omdat hij vond dat vijf uur onvoldoende was en dat er te weinig tijd was gereserveerd voor de verschillende soorten huishoudelijke taken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft bepaald dat vijf uur hulp bij het huishouden voldoende is. De Raad heeft de normtijden uit het CIZ-protocol huishoudelijke verzorging als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat de medische adviezen onjuist zijn. De Raad heeft ook opgemerkt dat de thuiszorgorganisatie Azora bevestigde dat de benodigde hulp binnen de vijf uur per week kan worden geleverd. Het hoger beroep van appellant is afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.