ECLI:NL:CRVB:2018:3971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van een lager vastgesteld persoonsgebonden budget door het zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de terugvordering van een lager vastgesteld persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. Appellante, die in 2010 is geboren, had in 2012 een pgb van € 84.033,- ontvangen voor het jaar 2013. Echter, in mei 2014 heeft het zorgkantoor dit bedrag vastgesteld op € 53.447,11 en een bedrag van € 30.585,89 teruggevorderd. Het zorgkantoor stelde dat appellante niet voldeed aan de verplichtingen van artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa), wat hen bevoegd maakte om het pgb lager vast te stellen en terug te vorderen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij meer zorg heeft besteed dan het zorgkantoor heeft goedgekeurd en dat de terugvordering niet gerechtvaardigd is. De Raad heeft overwogen dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is. De Raad concludeert dat het zorgkantoor in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot het lager vaststellen van het pgb gebruik heeft gemaakt en dat de terugvordering rechtmatig is. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af.