Uitspraak
16.7329 WIA
mr. drs. F.A. Steeman.
OVERWEGINGEN
19 oktober 2015 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met ingang van 4 februari 2015 recht is ontstaan op een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%
.Appellant is op 7 augustus 2015 door zijn werkgever ontslagen. Bij besluit van 20 oktober 2015 is de hoogte van de
25 augustus 2015 niet heeft uitgelaten over de vraag of de toename van de klachten van appellant al dan niet kan worden teruggevoerd op een externe stressveroorzakende factor. Anders dan de rechtbank ziet de Raad hierin geen bevestiging van het standpunt van de verzekeringsartsen, maar juist een ontbreken van een zodanige bevestiging. Al met al kunnen de rapporten van de verzekeringsartsen de daarin uitgesproken verwachting van verbetering van de medische situatie niet dragen.
7 februari 2017 toegekende IVA-uitkering, het progressieve verloop van de ziekte van Parkinson en het nu verstreken tijdsverloop valt niet in te zien dat het Uwv nog in staat zal zijn het geconstateerde motiveringsgebrek te herstellen. De Raad ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, zelf in de zaak te voorzien door vast te stellen dat appellant met ingang van 4 februari 2015 recht heeft op een IVA-uitkering.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 5 april 2016 gegrond en vernietigt dit besluit;
- herroept de besluiten van 19 oktober 2015 en 20 oktober 2015 en stelt vast dat appellant vanaf 4 februari 2015 recht heeft op een IVA-uitkering;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 5 april 2016;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente zoals onder 4.12 is vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.505,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 170,- vergoedt.
B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van W.M. Swinkels als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2018.