ECLI:NL:CRVB:2018:3882
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Uwv inzake terugvordering WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv van 27 maart 2017, waarin haar verzoek om kwijtschelding van een terugvordering van voorschotten op haar WW-uitkering was afgewezen. Het Uwv had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellante stelde dat zij het besluit pas op 19 mei 2017 had ontvangen, maar dit werd door de Raad niet aannemelijk geacht. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling en dat de verzending van het besluit met priority post naar Duitsland binnen de gebruikelijke termijn had plaatsgevonden. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad merkte op dat appellante geen gronden had aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaar en de noodzaak voor appellanten om hun stellingen te onderbouwen met bewijs.