Uitspraak
18.3539 AW-PV
BESLISSING
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellante tot een bedrag van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het onvoorwaardelijk strafontslag van appellante wegens ernstig plichtsverzuim. Appellante had zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door op meerdere werkdagen korter te werken dan de voor haar geldende werktijden en door haar mobiliteitskaart voor privédoeleinden te gebruiken. De Raad oordeelde dat, gezien de aard en ernst van het plichtsverzuim, de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was. Dit oordeel werd versterkt door het feit dat appellante eerder soortgelijk plichtsverzuim had gepleegd en daarvoor al was gestraft.
De Raad behandelde ook de beroepsgrond van appellante dat zij niet opnieuw was gehoord voor het nemen van het bestreden besluit. De Raad oordeelde dat, hoewel het bestreden besluit hetzelfde rechtsgevolg had als het eerder vernietigde besluit, appellante niet benadeeld was door de schending van de hoorplicht. De Raad concludeerde dat de minister bevoegd was om een straf op te leggen voor het plichtsverzuim, en dat de omstandigheden van de zaak, inclusief de medische toestand van appellante, niet leidden tot de conclusie dat het ontslag onevenredig was.
De Raad heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.002,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.