In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een ambtenaar binnen de politie, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering en de vaststelling van zijn conceptbeoordeling. De Raad oordeelde dat de conceptbeoordeling van 17 december 2013 terecht niet is vastgesteld, omdat deze niet aan de beoordelingsautoriteit was voorgelegd, wat in strijd is met artikel 7, eerste lid, van het Beoordelingsreglement. De beoordeling van 11 mei 2015 werd als juist vastgesteld, en het verzoek om bevordering werd afgewezen omdat de appellant niet voldeed aan de vereiste beoordeling boven de norm. Tevens werd een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korpschef de appellant een schadevergoeding van € 1.000,- moest betalen voor de overschrijding van de redelijke termijn, en dat de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 250,50 vergoed moesten worden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte procedurele stappen in beoordelingsprocessen binnen de politie.